Dissociatieve Identiteits Stoornis of Meervoudige Persoonlijkheid Stoornis (MPS)


Dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) werd vroeger MPS genoemd, Meervoudige Persoonlijkheid Stoornis. In de ICD-terminologie wordt het een meervoudige persoonlijkheidsstoornis of multipele persoonlijkheidsstoornis (MPS) genoemd. Het is een psychische aandoening waarbij iemand afwisselend twee (of meer) van elkaar te onderscheiden persoonlijkheidstoestanden kan aannemen. Ten minste twee van deze persoonlijkheden nemen regelmatig het gedrag volledig over. Vaak heeft de patiënt 'gaten in het geheugen' die niet door vergeetachtigheid te verklaren zijn. Vaak weet de oorspronkelijke persoonlijkheid, niets van de andere persoonlijkheden (ook wel alter ego's, alters of binnenmensen genoemd). De andere persoonlijkheden weten soms wel af van de oorspronkelijke identiteit en van elkaar. De alternatieve persoonlijkheden zijn in die zin volledig, dat ze een eigen karakter en verleden hebben en soms ook andere uiterlijke kenmerken (een ander stem- en taalgebruik). De alterego's kunnen allemaal een eigen naam hebben, maar het hoeft niet persé. Sommige mensen met DIS hebben geen namen voor hun alterego's, maar toch zijn het andere persoonlijkheden. Er zijn mensen bekend met 80 verschillende Alters.


Kenmerken
Het DSM-IV geeft de volgende criteria voor de dissociatieve identiteitsstoornis:

De aanwezigheid van twee of meer duidelijk onderscheiden persoonlijkheden of persoonlijkheidsaspecten (ieder met een relatief blijvend patroon van waarneming, aanvoelen en denken over de omgeving en zichzelf).
Minimaal twee van deze identiteiten of persoonlijkheden nemen regelmatig het gedrag van de persoon over.
Onvermogen om zich belangrijke persoonlijke informatie te herinneren, wat niet verklaard kan worden door gewone vergeetachtigheid.

De stoornis is geen gevolg van directe fysiologische effecten na inname van een substantie (bijvoorbeeld blackouts of chaotisch gedrag bij alcoholintoxicatie) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld complexe stuipen). Bij kinderen zijn de symptomen niet toe te schrijven aan denkbeeldige vriendjes of andere fantasieën.
Verdere kenmerken zijn:

  • Geheugenverlies, de persoon is stukken verleden kwijt. Daarnaast kan hij dingen die hij net precies heeft gedaan soms niet meer herinneren.
  • Depersonalisatie, het gevoel van een afstand naar zichzelf te kijken, buiten zichzelf en als robot te leven, dingen te doen, zonder daar een gevoel bij te hebben. Het contact met het eigen lichaam lijkt verbroken.
  • Derealisatie, oftewel breken met de werkelijkheid, de dingen om je heen beleven alsof deze niet 'echt' gebeuren. Het niet meer herkennen van je omgeving.
  • Identiteitsstoornis, het horen van stemmen van 'andere persoonlijkheden' en de strijd tussen deze persoonlijkheden.
  • Identiteitswisselingen, het veranderen van persoonlijkheid en daardoor alleen de dingen herinneren die 'deze' persoonlijkheid heeft meegemaakt, al het andere is weg of naar de achtergrond verdreven.
  • Mogelijk suïcidale neigingen of automutilatie ( bewuste zelfverwonding, snijden).
  • Geweld (willen) gebruiken richting de omgeving door extreme haatgevoelens.


Achtergrond
Over de oorzaken bestaan twee conflicterende theorieën.
Sommigen beweren dat het verzinsels zijn die door therapeuten worden aangemaakt tijdens sessies. Er worden dus trauma's aangepraat volgens deze theorie, omdat men totaal geen herinneringen zou kunnen hebben van vroege kinderjaren. Dit heet 'the theory off the false memory.'
De andere theorie verwijst naar zeer ernstige trauma's uit de vroege jeugd. Meestal gaat het daarbij om veelvuldig seksueel en/of ritueel misbruik gepleegd door iemand uit de directe omgeving (ouders bijvoorbeeld). Het idee is dat het trauma groot is en het kind niet kan vluchten. Daardoor vlucht het kind in zichzelf. Een deel van het bewustzijn maakt het trauma bewust mee. Het andere deel van het bewustzijn, maakt iets anders mee. Dat is dissociatie. Als dit vaak voorkomt, kunnen diverse bewustzijnstoestanden (deelpersoonlijkheden) zich naast elkaar ontwikkelen.


Om ( leren) gaan met
Het omgaan met personen die last hebben van een DIS kan voor sommigen erg lastig zijn, aangezien het soms overkomt als in een kamer met tientallen personen, waarbij het met sommigen wel kan klikken, maar met anderen niet. Het vertrouwen met de individuele deelpersoonlijkheden moet afzonderlijk behaald worden. Het gevoel van veiligheid speelt daarbij een grote rol. Het is belangrijk om de personen er te laten zijn, en niet te negeren. Je kunt ze namelijk zien als echte individuen. Behandel ze dan ook als een persoon. Ook dient er rekening te worden gehouden met het feit dat er leeftijdsverschil tussen de persoonlijkheden kan zijn. Pas je dus aan de leeftijd van de persoon aan. Doe zoals je bij ieder ander persoon van die leeftijd zou doen.

Vaak wordt gedacht dat meervoudige persoonlijkheden een uiting van schizofrenie zijn, maar dit is onjuist.