Het Syndroom van Asperger

 

Het syndroom van Asperger wordt tegenwoordig tot de Autisme Spectrum Stoornissen gerekend. Deze diagnose wordt nu niet meer zo gesteld, maar velen hebben in het verleden wel deze diagnose gekregen. Vandaar hierbij enige uitleg van deze diagnose.

Het syndroom van Asperger, ook wel aspergersyndroom, is een pervasieve ontwikkelingsstoornis, vernoemd naar de Weense kinderarts dr. Hans Asperger. Het syndroom kenmerkt zich door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij de klassieke autistische stoornis, is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op jonge leeftijd. Er is een normale of soms hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van contact, maar er zijn tekortkomingen in de sociale interacties.


Net als bij de andere stoornissen uit dit spectrum, is er sprake van een onhandige motoriek, moeite met het lezen van sociale situaties, gebrek aan inlevingsvermogen, moeite met veranderingen, een neiging tot vaste gewoonten, een voorkeur voor bezigheden en interesses met sterk herhalende of systematische elementen, neiging tot obsessief gedrag en makkelijk opgaan in een fantasiewereld.

Belangrijke verschillen met klassiek autisme zijn de praktisch normale taalontwikkeling, de normale of zelfs hoge intelligentie en de normale neiging contacten met anderen te leggen. Het syndroom van Asperger wordt om deze redenen vaak tot het mildere eind van het autismespectrum gerekend. Vaak worden mensen met het syndroom van Asperger als iemand die excentriek, wereldvreemd of een einzelgänger is, beschouwd.

Veel mensen met het aspergersyndroom zullen zich oppervlakkig gezien, net zo ontwikkelen als ieder ander. Veel mensen met het syndroom van Asperger voelen zich aangetrokken tot orde en routine, terwijl verandering in die routines en vaststaande ordes bij sommigen angstaanvallen of irritatie kan veroorzaken. Er zijn er echter ook die juist heel onregelmatig leven en heel moeilijk routines kunnen inbouwen in hun leven.


Kindertijd
Hans Asperger noemde de kinderen met het syndroom van Asperger die hij observeerde, ‘professortjes’, omdat hij vaststelde dat de 13-jarige patiënten een even uitgebreid en genuanceerd beeld hadden over hun ‘onderzoeksgebied’ als professoren. Maar typerend is dat het overzicht vaak ontbreekt. 

In hun kindertijd zijn het dikwijls de 'studiebollen zonder vrienden'. Ze spelen vaak alleen en zijn weinig bezig met vriendjes maken. Soms wordt dit wel geprobeerd, maar meestal zonder veel resultaat. Typerend gedrag is bijvoorbeeld het alleen rondlopen op het schoolplein en vaak in eigen gedachten verzonken zijn. Men is bijna doorlopend met de eigen interesses bezig. Vaak wordt met verbazing naar kinderen met een aspergersyndroom gekeken, omdat ze 'zichzelf zo goed kunnen vermaken' zonder betrokkenheid van derden. Ook komt het soms voor dat een kind met het syndroom van Asperger een gefantaseerd vriendje creëert, in een eigen fantasiewereld of in de echte wereld. Dit kan bijvoorbeeld een bepaalde knuffel, een huisdier of een object behorend bij de speciale interesse zijn.

Kinderen met een aspergersyndroom worden zowel in de kindertijd als in de adolescentie door hun afwijkende gedrag, taal en interesses en door hun beperkte mogelijkheden sociaal communicatief gedrag te vertonen, nogal eens gepest. Hiernaast zijn ze, in tegenstelling tot veel andere kinderen uit het autismespectrum, aanvankelijk wel heel actief sociaal zoekend, maar naarmate hun beperkte sociale vaardigheden hun tegenslagen opleveren, kunnen ze zich - in toenemende mate - terugtrekken.

De combinatie van beperkingen én uitzonderlijke mogelijkheden die deze kunnen camoufleren, kan op school soms leiden tot problemen met leraren, de organisatie of medeleerlingen.


Volwassenheid
Ten opzichte van mensen met klassiek autisme, leren mensen met het syndroom van Asperger veel geraffineerder met hun beperkingen om te gaan. Men weet ze vaak goed te camoufleren. Geholpen door de meestal goed ontwikkelde verbale vaardigheden, worden de aanwezige sterke kanten ten volle uitgebuit. Ook het spelen met niet-letterlijk taalgebruik, is te leren. De beperkingen zijn dus door inzet van het verstand en oefening in de loop van jaren, vaak deels te compenseren. Men leert dan gedurende de adolescentie wat gemakkelijker met andere mensen om te gaan. Hierdoor, en vanwege de beperkte wetenschappelijke informatie die beschikbaar is over de aandoening, wordt de "handicap" door hulpverlening en omgeving nogal eens onderschat.

 

Veel mensen met het syndroom van Asperger, lopen echter vast in werk en relaties. Vanwege het altijd extra je best te moeten doen, de sociale prikkels en de verwachtingen van sociale zelfredzaamheid, raakt men overbelast.